Графични страници
PDF файл
ePub

Mijne Sprokkelingen hadden dit voorrecht, dat er hier en daar nog wat jeugdiger borst door ademde, doch hier is het nu alles de onbehaaglijke ouderdom; en, indien de afwisseling-zelve wellicht nog het latere door het vroegere deed gelden, hier zweeft niet één Zomer-, ja geen Herfstluchtjen meer, door de drooge bladen en takken. Een helderen hemel en kalm weder flechts mag de Winter nog fomwijlen genieten; maar dit is ook 't al. En (wat er, als

het flimste nog by komt !) de oude fukkel is met den Tijdgeest niet mee gewandeld, maar ging en gaat nog

zijnen eigen weg. ,, En hy waagt zich in het dag,, licht aan ieders gezicht?" - Ja, Lezers, hy laat honden blaffen, en exters fnateren, en floort er zich thands nog even min aan, als door zijn geheele leven; zijn ingeflagen pad in zijne eenzaamheid af loopende, waarin al 't geruisch en gewoel, dat zich in het ronde verheft, hem of niet of zelden ter goren koomt, en volftrekt de ziel niet ontrust. En

waar

waarom zou hy dan niet op zijne wijze, met den ouden Tithon, door het graan huppen en kwelen? Voor de omhelzing der dagelijks aanbrekende Aurora van nieuwe wijsheid en verlichting deugt hy toch niet meer.

Doch men mocht eenig bericht omtrent fommige flukjens van dezen Dichtbondel wenfchen. Een woord overzulks hier van!

Onder de Brieven (die de eerfte plaats innemen) Staat eene overbrenging of verkleeding in nieuwere taal en maat, van een oud Nederlandsch Dicht. Stukjen, nu, naar ik vermoed, rijkelijk vierhonderd jaar oud; hetgeen tot den Minneloop van CLAES WILLEMS behoort, en waarvan ik voorheb het oorspronkelijke, nevens andere oude Brokken in het naastvolgend Deeltjen mijner Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden, met de ophelderingen die het mag ver

ei

eifchen, gemeen te maken. Het is de Hero aan Leander, waarvan ik hier fpreek.

De Fyllis aan Demofoon is desgelijks eene verta ling; en wel, van cene navolging na OVIDIUS, even als het vorige ; en ook, als dat, vrij wat verkort en Saamgetrokken; doch uit het oud Engelsch van CHAUCER, dat ten naasten by van de zelfde oudheid zal zijn. Het een en ander dezer ftukjens rekende ik door den goeden fmaak dezer verkortingen, z00 wel als door het naive dat er in doorflraalt, voor den waren beminnaar der Dichtkunst belangrijk; en eene vergelijking met de Latijnfche voorbeelden zal, naar ik de zaak aanzie, niemand berouwen.

Twee brieven van Hypermneftra aan Lynceus volgen hier op. De eerfte is oorspronklijk, en uit het ongenoegen ontstaan, dat ik altijd uit dien van OVIDIUS fchepte, die my fteeds heeft toegefchenen het karak

ter

ter der Vrouw te verongelijken, en veel te zeer een doorgaande geeftigheid van den Dichter te verraden; welke ook bovendien gaarne met Oudheid- en Gefchichtkennis pronkt. Nergens fiet my by hem de naaktheid en armoede van hetgeen men Kunst of Manier noemt, ooit zoo tegen de borst, als in dezen brief; en die foot bracht by my den wederftoot (of reactie) te weeg, die zich in den mijnen moest uitforten: Toen ik echter na de mijne, zijne Heroïde herlas, kon ik my, des ondanks, niet onthouden van haar të vertolken, en dus geef ik ze beide. Zonder dit mocht men ook mijn werk aan den Romein toefchrijven, gelijk men mijnen brief van Myrrha aan Cinyras in de Sprokkelingen gedaan heeft, 't geen ik niet weet of ik my als lof of te kort doening aan moet trekken. Voor hun, die van 't eindeloos onderfcheid tusschen Poëzy en Dichtkunst doordrongen zijn, zal waarschijnelijk deze by één voeging niet onaangenaam worden gerekend; men zoeke er flechts geenë

[blocks in formation]

zucht in om tegen den ouden Dichter te worstelen, maar alleen eene bloote opwelling van een hart, dat zich in de plaats van de fchrijffter ftelde. Dat ik in de vergelijking alle die genen tegen my hebben zal, die geen ziel hebben om de Godlijke heiligheid van den Huwlijksband te gevoelen, en er eene bloot Burgerlijke verbintenis van maken, begrijp ik, en HY vergeve 't hun, die den Echtband vóór dien der Natuur gefteld heeft; doch wie hem in dit opzicht miskenne, nooit deelt mijn ziel in dien vloek die geheel het menschdom verlaagd en de later eeuw gants verbeeftelijkt heeft: want met nog meer recht dan hy-zelf gevoelde, zegt de nadrukvolle HORATIUS:

Hoc fonte derivata, clades

In patriam populumque fluxit.

De Despine befchouwe men flechts als bladvulling,

ter wegneming van een misstand in 't boek.

Zoe

« ПредишнаНапред »