Bouwt thronen voor een laag gebroed! Gy wischt den finaad niet uit; Maar de eer omftraalt het edel bloed, Tot in de laatste fpruit. 't Zwoer trouw aan God en Christenleer, Aan Vorst en Vaderland: En, wie zijn plichten ooit verzweer', Voor goud of glorie zwoeg' wien 't lust, VRIJE WI L. Hy, hy alleen is vrij, die, door zich - zelf bepaald, Gewijzigd, en beftemd, en zelfgenoegzaam Wezen, Van nergens ingevloeid, op alles uitgestraald, In 't nietigst ftofjen-zelfs zijn indruk geeft te lezen. Met ziel en lijf geboeid aan d' ijzren molenfpil, En machtloos om den grond uws aanzijns op te delven! Ja, gy kunt het. Ja; maar met uw' God hereend. In God, en met dien God, door God als God bewogen, Zie daar u 't dierbaar pand der Vrijheid weêr verleend! Wie andre Vrijheid roemt, roemt zelf bedrog en logen. Neen, ftervling, neem den band van Wet en Zeden aan Of laat uw hals in 't juk van Hel en Wareld klinken; De Christen flechts is vrij, en ftreeft ter hemelbaan, Zijn wil is, die 't geftarnt' aan 's hemels trans doęt blinken. 1822. E 3 DEUGD. Uit loonzucht, glurie, of bedreiging? Een kwaad, waaruit m' een goed verwacht, Waar naar 't verftandlijk inzien tracht? He Helaas! is dit dat heerlijk woord Waar alle tongen van gewagen; En koomt ze uit zulke bronnen voort; Ze zal van my geen loffpraak dragen. 'k Eisch deugd, om wet noch modegril, Maar, uit rechtfchapenheid van wil. Almachte, ftort die deugd my in, Gy, Bron van goed, en Onrechtwreker! Gy, Wareldband- en boeiverbreker! Gy, Menschenheil en Englenvreugd, In UW GEMEENSCHAP flechts is deugd. 1822. KLOEK E 4 KLOE KAART. [Uit de oude IJslandsche EDDA.] Odin daalde neder Uit zijn wolkpaleis Om den man te zoeken, Over 't ruim der aard, Als het Hoofd der kloeken, Door zijn geest vermaard. ODIN. Wees gegroet, o Kloekaart! 'k Kom om u te zien; Om een proef te vragen Van uw groot verstand, En den ftrijd te wagen, Of gy me overmant. KLOEK. |