Kom, zwerver, kom en leg u neder, Geniet den balfem van de rust! De flaap hergeve u kracht en nieuwe levenslust; Op morgen ftilt dit bruifchend weder. Maar 't ftille of hou' met buldren aan Ons hart zal kalm voor u als voor een broeder flaan. Neem hier, ja neem uit deze handen De weldaân van een zuster aan! 1822. N 2 FI GENOEG. In this the art of living lies, To want no more than may fuffice, COTTON. Vergaap u niet aan 's warelds schijn. Het noodigst flechts benoodigd zijn, 't GENOEG hangt aan 't verkrijgen niet, Noch 't rijk zijn aan het VEEL; En 't geen door 't wangebruik vervliet, Behoort niet tot ons deel. N; Maar DE ROZEN. ZANGSTUKJEN. Ik heb ze zien bloeien By 't uchtendontgloeien; Nu hangen de bladen en ftorten in 't ftof, Tot fpeeltuig der ftormen, Tot aas van de wormen, Tot fchaamte van d' op haar zoo pralenden Hof. Toen zogen haar knopjens De lavende dropjens, Tot parels gero nnen uit hemelfchen daauw: Nu misfen zy kleuren, En fpreiden geen geuren, Eer de avond de velden nog wikkelt in 't graauw. Zoo zag ik geflachten, Zoo fchoonheid en krachten Ontluiken en bloeien, maar luttel beftaan: N 4 Zoo |