Графични страници
PDF файл
ePub

PRINSES ANN A.

Ook gy verdiende een plaats by Nasfaus Heldenvorsten

Volfchrandre Vrouw, door de Echt hun ftamhuis ingelijft. Hoe weinig, die, als gy, het lastig Staatsjuk torschtten! Hoe weinig, wien een moed, als u bezielde, stijft! Gy, door geen vleierslist, geen weerstand, om te zetten, Had God-alleen in 't hart, met Burgerzucht en trouw; Doch de adder lag gekneusd, aan de Almacht bleef 't verpletten, Dit overtrof de kracht der Weduwlijke Vrouw.

Het Eedgespan herrijst; het dwangjuk, pas verbroken,

Wordt heimlijk, hoe gy waakt, in 't duifter toegereed;

Ge ontslaapt op 't onvoorzienst; het recht bleef ongewroken; En 't werd Uw' dierbren Zoon een bron van alle leed!

1822.

PRINS WILLEM DE VIJFDE.

De

e waardige Erfgenaam der deugden van zijn Vaderen,

In de eerfte knop der jeugd van Oudrenzorg ontzet;

De hoop en 't heil des volks, maar fpeelpop van verraderen; Van ware deugd vervuld, maar door geen deugd gered.

Het vreeslijk wraakuur floeg voor Neêrlands bastaarttelgen;

En hy, ten prooi aan 't leed, had God - alleen tot troost: Hy ftierf, en moest den kroes van 't grievendst leed verzwelgen; Maar de Almacht heeft zijn ramp vergolden aan zijn Kroost.

1822.

K 3

AAN

AAN HET

DOORLUCHTIG EN KONINKLIJK STAMHUIS

VAN

ORANJE.

Stamhuis, Kerk en Land ten wisfen toeverlaat

Zoo dikwijls 't reddingsuur voor 't veege Neêrland flaat! Zoudt ge ooit uw fteun in God, in Jezus Kruis, miskennen,

Tyrannen ftijven, of, by 's Afgronds oproerkreet,

In 't onrecht deelen dat de dolheid zich vermeet,

En meê in 't fpoor der Hel met uw vervolgers rennen?

Dit wenfchen ze, ach! Maar fta onwrikbaar, flaaf uw throon Door rechtheid van gedrag, en hoor geen Godverlateren:

Uw Oppermacht is Leen van Gods gezalfden Zoon

Wat zoudt gy 't, Hem ten hoon, verheffen van Zijn hateren!

1822.

ОР

OP 'T

STANDBEELD VAN KONINGIN ANNA,

VOOR DE

PAULUS KERK TE LONDEN.

Voor 't log wanfchapen blok, door wanfmaak zonder zout Naar Bastaartgriekfche Kunst in Gothfchen geest gebouwd, Wiens donker buikgewelf met valfche koepeltoren

Een graffpelonk vertoont om levende in te fmooren,

En met d' Apostelnaam van Tarzus burger trotst,
Praalt Annaas marmerbeeld in 't ftaatfiekleed gedoscht.

Het grondstuk dat zy drukt, toont knielende aan heur voeten
Vier Rijken, die haar Kroon met hangend hoofd begroeten,
Schoon Ier- en Englands blik een valsch genoegen veinst,
En Indië, als ontzet, half lachend rugwaart deinst;
Daar Frankrijk, met een oog, in 't voorhoofd weggezonken,
In weêrwil van zichzelf de groep fchijnt op te pronken;
't On-

K 4

't Ondankbre Frankrijk, dat zoo fpoedig reeds vergeet

Wat Anna voor 't belang van zulk een Nabuur deed,
Wanneer ze, in fpijt van plicht, van Godsdienst, en verbonden,

Haar glorie heeft vertrapt en trouw en eed gefchonden,

En d' oorlogsgeesfel brak in Marlbroughs ijzren

Haar eigen krijgstrofeên moedwillig wierp in 't zamu;

En d' ongelijkbren roem van tien doorluchte jaren
Voor Frankrijks bon plaifir en Marshams gril liet varen,

Om eindlik op de lijst van 's Lands historieblaân

Met heel de Stuarts lijn op ééne rij te flaan.

1821,

Hoofdzakelijk naar 't Engelsch

yan GARTH gevolgd.

'T VOR

« ПредишнаНапред »